Hoe kunnen we werken aan verbondenheid door verschillen in relationele werkpraktijken een plaats te geven? Relationele praktijken van hoge kwaliteit vormen de levenskracht van groepen, teams en samenwerkingsverbanden. In voorbeelden wordt de werking hiervan geïllustreerd in uiteenlopende contexten waar verbondenheid tot duurzame resultaten leidt.
De levenskracht van leer- en leefgroepen, van werkteams, maar ook van samenwerkingsverbanden in en tussen organisaties, wordt gedragen door ‘relationele praktijken’ van hoge kwaliteit. Wederkerige en open verbindende en tegelijk ook confronterende interacties, geven vorm aan ‘verbondenheid’. In een groep die volledige maturiteit bereikt in haar groepsontwikkelingsproces, spreekt men van interdependentie, onderlinge afhankelijkheid. Verschillen in agenda’s en verschillen tussen actoren kunnen gekaderd en herbenoemd worden, opdat verbindende praktijken in cocreatie vorm kunnen krijgen. Cocreatie is een vorm van samenwerking waarbij alle deelnemers invloed hebben op het proces en het resultaat daarvan. Kenmerken van cocreatie zijn dialoog, overeenstemming over de grondgedachte, enthousiasme, daadkracht en een focus op resultaat. Deze benadering wordt geïnspireerd door een alternatief paradigma, het sociaal constructionisme: de sociale realiteit is niet zo maar gegeven, ze is voortdurend samen-in-de-maak. Verbondenheid is een ‘oud’ begrip en werd in het verleden gedragen door tradities en lokale culturen. In onze technologisch hypergeconnecteerde wereld is werkzame verbondenheid een vorm van actieve cocreatie en staat sterk onder druk.
In de werksessie kijken we samen, met een waarderende invalshoek, naar de eigen leerervaringen die “gewerkt” hebben, en die de dragende en generatieve elementen bevatten om vast te houden en verder te ontwikkelen, in het eigen leerrepertorium en in de eigen concrete werkcontexten. We kijken naar “leren” als een essentieel relationeel proces, dat zich niet zozeer tussen de oren, maar vooral ‘tussen de neuzen’ van de actoren afspeelt. De kwaliteiten van die relationele verbinding kunnen vatten, ervaren en vasthouden in contexten van sociale verandering en van toenemende verschillen is de kern van dat leren-met-mekaar. Ook talenten zijn verankerd in hoog kwalitatieve relationele praktijken. De toename in informatisering en nadruk op output in organisaties zetten die relationele verbindende processen sterk onder druk, maar maken ze tegelijk meer noodzakelijk . Nieuwe generatieve organisatievormen worden nodig binnen en tussen organisaties, zowel met zakelijke als sociale doelstellingen. De ‘lerende organisatie’ (Chris Argyris) is wellicht actueler dan ooit.